Bay Hagebeek over leven in de 21ste eeuw

Roel

R

We lopen door de gangen van het gebouw op zoek naar een lege gespreksruimte.
‘Heb je eigenlijk al een goede winterjas?’ vraag ik hem als we in het piepkleine spreekkamertje zijn aangekomen.
Het is een kaal, witgeschilderd hok waarin onze stemmen op onnatuurlijke manier tegen de muren terug kaatsen. Ik voel me er zelf altijd een beetje naakt.

Roel schuift zijn stoel wat dichter tegen de verwarming aan.

‘Ik had eerder al mijn kleren gewoon in een paar tassen. Ik ben ze allemaal kwijt geraakt. De tassen stonden overal en nergens, bij mijn moeder, mijn vriendin, in de kliniek. Voordat ik hier werd opgenomen, sliep ik bij een bekende van mij in Arnhem. Een jonge jongen, deed geen vlieg kwaad. Hij dronk elke dag port. Het lukte mij om niet mee te gaan drinken. Iedere dag ging ik naar de methadonpost. Ik had moeite om de dekens van me af te gooien en dat warme bed uit te gaan. Maar ja, ik moest, het was drie kwartier lopen in de kou.’

Ik kijk naar zijn door het zware leven gegroefde gezicht. Het lijkt alsof hij wegzinkt in herinneringen.

‘Ik droomde vannacht weer dat ik op straat liep, te dolen. Ik kwam allemaal mensen tegen die kwaad op me waren.’

‘Dat klinkt eenzaam’, zeg ik.

‘Dat was vroeger zo, iedereen was altijd kwaad op me.’

‘Waarom?’

Hij haalt zijn schouders op. ‘Omdat ik gebruikte.’
En nu is mijn vriendin ook kwaad op me. Of… eigenlijk ben ik kwaad op háár.’

Ik zwijg.

‘Ze belde me gisteren en ze deed heel afstandelijk. En dat terwijl ik het zo moeilijk heb nu. De groep hier is veranderd, er zijn mensen bij gekomen. Alles verandert. En die brand, die brand gaat maar niet uit mijn hoofd.

Roel’s ogen schieten onderzoekend over mijn gezicht.

‘Waarom doet je vriendin afstandelijk tegen je, denk je?’ vraag ik. Roel heeft in het vorige gesprek verteld dat zij elkaar al kennen sinds hun 18de. Zij heeft een dochter van een andere man. Tijdens het weekendverlof gaat Roel af en toe bij haar op bezoek. Zijn hondje logeert daar. “Waffie”, zo zal ik later horen.

‘Simone blowt en dan doet ze afstandelijk tegen me. Ik kan daar niet tegen. Ik heb de hoorn erop gegooid. Ik snap niet dat ze me belt als ze onder invloed is.’

Roel slaat zijn handen voor zijn ogen en wrijft met wilde bewegingen over zijn gezicht.

‘Je hebt het moeilijk hè.’

Roel knikt en zucht diep.

‘Wat gaat er allemaal door je heen, Roel?’ dring ik zachtjes aan.

Zijn ogen zijn nu waterig en rood, met zijn leesbril achterop op zijn hoofd ziet hij er veel ouder uit dan 52 jaar.

‘Ik mis haar, ik mis ons. Twee weken geleden was ik bij haar op bezoek en dan zit ik daar, ook op zaterdagmiddag, kachel aan, lichtjes aan. Gezellig vind ik dat. Ik mis gewoon gezelligheid.’

(In dit stuk zijn de namen gefingeerd)

Add Comment

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

Bay Hagebeek over leven in de 21ste eeuw

Social media

Categorieën

Created by Bay Hagebeek
All rights reserved 2024