Ik vroeg aan mijn personal trainer, met wie ik iedere week twee keer een uur doorbreng, of ik een persoonlijke vraag mocht stellen.
‘Natuurlijk’, zei hij.
Ik vroeg hem: ‘Kijk jij nu naar mij als man, als vrouw, of als een mix van beiden?’.
Hij zei zonder na te hoeven denken: ‘Als man natuurlijk. Want jij hebt dat bij je aanmelding aangegeven bij mij, dus dan zie ik jou ook zo. Dat is voor mij heel simpel.’
Bij mijn intake op de sportschool vroeg ik hem specifiek om mij te benaderen als een ‘hij-persoon’, juist omdat dit niet altijd als vanzelfsprekend bij mij wordt gedaan. Mede een poging de steeds wilder rondspokende twijfel over mijn gender duidelijker te laten zijn voor mijzelf.
Onduidelijkheid waarvan mijn lichaam samentrekt van spanning, als de ander om mij te plaatsen veelal voor het blijkbaar meest voor de hand liggende label ‘vrouw’ kiest. Er is niks mis met ‘vrouw’, natuurlijk niet. Maar wel met mij, als vrouw.
Van ‘vrouw’ word ik ongelukkig. Het doet mij fysiek pijn. Het gaat niet voorbij, ik ben die hoop allang gepasseerd. Toch blijf ik het proberen, mijzelf rusteloos onderzoeken en vergelijken met zoveel anderen in dezelfde situatie.
Ik vroeg aan mijn trainer: ‘Merk je iets in mijn gedrag of aan iets anders, wat die mannelijkheid benadrukt?’.
Hij zei: ‘Ja, zeker merk ik dat. Aan jouw manier van praten, de manier waarop wij met elkaar praten, je grapjes en waar we samen om lachen. Dat gaat gewoon nèt iets anders dan met vrouwen die ik train. Oh ja… én je bent de hele tijd met je spierballen bezig.’
Dit laatste vond ik grappig en vrolijk grinnikte ik met hem mee.
Leave a Reply